Ach kijk nou hoe ze kijkt naar haar pasgeboren zoon. Die ogen, die altijd zo zorgeloos twinkelen, met dat zilvertje erdoor dat oplicht als ze lacht. Die lage stem die altijd luid is en helder. De klank , die altijd iets verraadt van “Let maar niet op mij. Niet moeilijk doen, neem nog een wijntje”. Ze maakt veel lawaai, maar het is meer bij wijze van goedbedoelde feestmuziek, ter meerdere eer en glorie van de gezelligheid, dan dat ze nu per se de aandacht op zichzelf wil vestigen. Nu , met haar armen in de moederstand, praat ze zacht en zijn haar bewegingen klein en zorgvuldig; ze kijkt als een kat, steeds behoedzaam en alert, zodra ze iets nieuws ziet of hoort. Alle bewegingen die het kleintje maakt, volgt ze en bij alle kreetjes fluistert ze vragend tegen de kleine. Nina is ineens van een stoere en onverschrokken vrouw een zacht en zorgende moeder geworden. Dat zat er al in, dat zag een geoefend kijker altijd al wel, maar voor de argeloze slechtzienden onder ons deed ze anders vermoeden met haar grote mond.
Haar stem is normaal altijd naar buiten gericht, haar blik en haar handen, altijd bezig met bereiden en vormen; nu houdt ze alles in en heeft ze alleen nog een aandeel in die mystieke wereld tussen haar en haar zoon. Die wereld van een moeder en haar kind , die wij niet kunnen doorgronden. We kunnen er naar kijken, maar begrijpen doen we het niet. Zelfs als we daar zelf ook geweest zijn, is de stilte tussen beiden er een van hen. Je kunt er iets van vermoeden, er voorzichtig in delen, maar dichterbij kom je niet. Nina laat hier haar ware gezicht zien, ze buigt voor het grote wonder, ze laat alles uit haar handen vallen en ze verliest haar zorgeloze gezicht. Tot ze tot op haar ziel is uitgekleed en ze zich gesloten houdt voor al haar bezoekers. Eindelijk .
Nina is een vrouw met een warm hart en op stevige poten. Zo een waar je de oorlog mee wint. Ze is groot in alles wat ze doet, ze praat bij alles wat ze doet en ze is stellig in alles wat ze doet. Haar haren zijn asblond, haar pony ultrakort en ze heeft een grof gebeeldhouwd hoofd. Haar ogen vallen het eerst op, die maken alles goed, omdat ze bijna altijd ondeugend twinkelen als ze iets zegt. Haar gezicht is breed, heeft iets Slavisch en haar heupen zijn rond. Echt dik is ze niet, maar ze heeft een lichaam dat ons vroeger heel vertrouwd was, en dat ooit bijna een vereiste was voor iedere aardse moeder. En Nina is zo aards als ze maar komen, zo een waar we allemaal om schreeuwen in deze tijd van krijsende prikkels, die zich verdringen om bij ons in het gevlei te komen. Nina hoeft allemaal niet zo nodig, ze heeft haar man en haar kind en haar dieren en dat is goed zo. Het leven is zoals het is en je kunt nu eenmaal niet alles hebben. En alles is in haar geval, een Bed and Breakfast ergens in Frankrijk met heel veel grond, veel kinderen en dieren. Toch doet ze zichzelf tekort, want ze heeft niet alleen een helderheid en een nuchterheid om jaloers op te zijn, maar daarnaast is ze ook nog eens een vrouw met een creatieve geest en het hart van een ondernemer. Onder die lage luide zinnen die ze eruit schatert, die briljante ideeën die ze er razendsnel achter elkaar uitflapt, hoor je in haar stem de twijfel aan de geldigheid van wat ze zegt. Ze is zichzelf een beetje vreemd, ze heeft geen idee wie die vrouw was die ooit een bloeiend bedrijfje neerzette en vervolgens weer het ene na het andere concept bedacht. Van schrik stopt ze er steeds mee, met bedenken en met neerzetten. De droom is altijd perfecter, tenslotte. En ach… zo is het ook goed. Toch?
Nina kan heel veel hebben en ze heeft die kop vol ideeën. Maar omdat ze van huis uit gewend is dat niemand haar serieus neemt en haar en haar heilige taak in de familie is, de boel bij elkaar te houden, doet ze altijd wat ze goed kan. Dat is: bezig blijven, lekker koken en vooral niet klagen als er een willekeurig familielid, of huisvriend, binnenwandelt, de koelkast induikt en zichzelf helpt aan wat eten. Nina vindt dit volslagen normaal: mi casa su casa en hoezeer ze grenzen heel goed weet te stellen voor haar dieren of voor haar kinderen, voor zichzelf vindt ze dat overbodig.
Maar nu, nu ze zo verstrengeld is met haar kind, weet ik nog zo net niet wat ze gaat doen. Ik hoor haar het laatste jaar wel vaker voorzichtig klagen over al die drukte aan haar tafel, al die gasten steeds in huis. Ze vindt het gezellig, zegt ze er haastig verontschuldigend achteraan, maar ze heeft zelden een moment alleen. En nu, nu ze nooit meer alleen zal zijn zal ze, met haar zoon, hopelijk ook zichzelf uitvinden. Ik hoop dat ze haar deur wat vaker dichthoudt en dat haar hart zich meer opent voor zichzelf. De weg moet eerst naar binnen en dan pas naar buiten, tenslotte. En niet andersom.
Ik zal ook niet te vaak meer onverwachts bij haar aanbellen.